Toe aan een volgende stap in je carrière? Klik hier voor onze vacatures

bel ons: 0545 294 061

Nieuwe standpunten opladen auto van de zaak

De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft de vraag beantwoord of een vergoeding voor het opladen van de auto van de zaak door de werknemer thuis op basis van de consumentenprijs of de eindverbruikersprijs buiten de loonsfeer blijft. Ook is een nieuw standpunt ingenomen over de vergoeding van laadkosten voor een auto van de zaak.

Inleiding vraag 1
Aan een werknemer is een elektrische auto ter beschikking gesteld. De werknemer laadt de auto bij zijn woning op. Voor het jaar 2023 geldt een prijsplafond voor alle huishoudens en andere afnemers met een kleinverbruikersaansluiting op elektriciteits- en gasnet of een aansluiting op een warmtenet. Het prijsplafond voor elektriciteit bedraagt (inclusief belasting) € 0,40 per kWh tot een gebruik van 2900 kWh. Voor het energieverbruik boven het plafond betalen huishoudens en andere kleinverbruikers het tarief uit het energiecontract.

Vraag 1
Hoe hoog is de vergoeding die de werkgever onbelast mag geven aan de werknemer?

Antwoord 1
De werkgever kan een onbelaste vergoeding geven voor de werkelijke uitgaven van de werknemer (intermediaire kosten) of met hem een onbelaste zakelijke transactie sluiten.

Werkelijke kosten: De werkgever mag de integrale kostprijs van de elektriciteit onbelast vergoeden aan de werknemer. De integrale kostprijs wordt bepaald door de variabele en vaste kosten van de werknemer te delen door het aantal door de werknemer verbruikte kWh. Tot die kosten kan ook een evenredig deel van de afschrijving van zonnepanelen behoren. Het prijsplafond voor energie kan de integrale kostprijs verlagen.

Zakelijke transactie: Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer. Bij deze zakelijke transactie kan de werknemer ook de door zonnepanelen opgewekte energie meeleveren.

In geval van twijfel ligt het op de weg van de Belastingdienst om aannemelijk te maken dat sprake is van een hogere vergoeding dan een vergoeding onder zakelijke voorwaarden of van een vergoeding van de intermediaire kosten.

Een eerder standpunt hierover is hiermee vervallen.

Inleiding vraag 2
Een werkgever stelt aan werknemers een elektrische auto van de zaak ter beschikking. Bij hun woning heeft de werkgever een laadpaal laten plaatsen. De werknemers betalen de elektriciteitskosten voor het laden van de auto van de zaak via hun eigen (privé)meter aan hun energiemaatschappij. De werkgever vergoedt deze elektriciteitskosten aan de werknemers. Iedere verbruikte kilowattuur (hierna: kWh) voor het opladen van de auto wordt automatisch geregistreerd door de laadpaal en vervolgens door de partij die het opladen van auto’s voor de werkgever administreert, doorgegeven aan de werkgever. Dat vormt de basis voor de vergoeding van de (intermediaire) elektriciteitskosten van de auto van de zaak aan de werknemers.

De energieprijs voor iedere kWh bestaat, naast een vast leverings- en transporttarief, uit de volgende onderdelen:

  1. het variabel leveringstarief
  2. de opslag voor duurzame energie (ODE)
  3. de energiebelasting
  4. de vermindering van de energiebelasting

Wat betreft de vermindering van de energiebelasting kan worden opgemerkt dat de overheid een deel van het energieverbruik ziet als basisbehoefte waarover geen belasting hoeft te worden betaald. De energiebelasting wordt daarom verminderd met een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting per jaar, verrekend via de energierekening. Ook iemand die in een jaar minder energiebelasting betaalt dan het bedrag van de belastingvermindering ontvangt de volledige vermindering. Deze vermindering is per 1 januari 2022 sterk verhoogd als compensatie voor de gestegen energieprijzen.

Omdat het bepalen van de hoogte van de vergoeding op declaratiebasis tot een grote uitvoeringslast leidt, mede gezien de grote variatie in energiecontracten en prijzen, verzoekt de werkgever de inspecteur akkoord te gaan met het toepassen van de gemiddelde elektriciteitsprijs voor consumenten die het CBS publiceert (hierna: consumentenprijs). Het CBS hanteert echter ook lagere tarieven, namelijk de gemiddelde prijzen van eindgebruikers (hierna: eindgebruikersprijs). Zie voor een nadere toelichting op deze prijzen de site van het CBS.

De werkgever stelt dat het verschil tussen beide CBS-tarieven gevormd wordt door de vaste prijscomponenten (onderdelen 2, 3 en 4); gemiddeld een negatief bedrag door de vermindering van energiebelasting. Hij wil de vaste prijscomponenten buiten beschouwing laten, omdat deze bedragen niet afhankelijk zijn van het daadwerkelijke verbruik van energie voor de laadpaal. De werkgever wil dus uitgaan van de consumentenprijs.

Vraag 2
Blijft een vergoeding van de werkgever op basis van de consumentenprijs of de eindverbruikersprijs buiten de loonsfeer?

Antwoord 2
Nee, omdat de werkgever niet aannemelijk maakt dat de vergoeding gelijk is aan de werkelijke uitgaven van de werknemer aan elektriciteit voor de auto van de zaak (intermediaire kosten). Ook kan de vergoeding niet worden aangemerkt als een zakelijke transactie.

Eerder oordeelde de kennisgroep dat in een volatiele markt het niet aannemelijk is, dat een willekeurige derde zich zal vastleggen op een vaste prijs met een kans op een (groot) nadeel. Inmiddels is het afsluiten van vaste contracten wel gebruikelijk.

De kennisgroep meent echter dat er geen sprake is van een zakelijke transactie in het geval dat de werkgever een vergoeding geeft op grond van een gemiddelde prijs vastgesteld door het CBS. CBS cijfers geven inzicht in het verloop van de prijzen die Nederlandse huishoudens gemiddeld betalen voor energie. De gebruikte data bevatten zowel nieuwe contracten als contracten die eerder afgesloten zijn. Leidend voor de beoordeling of sprake is van een marktconforme afspraak is de prijs die in de markt wordt aangeboden op het moment van het maken van de afspraak tussen de werkgever en de werknemer.

Voorbeeld bij Vraag 2
Een werkgever en werknemer spreken 1 september 2024 af dat de werkgever de elektriciteitskosten vergoedt aan de werknemer voor het opladen van de elektrische auto via zijn eigen (privé)meter. De vergoeding bedraagt € 0,26 per kWh. De afspraak geldt tot 1 september 2025. De afspraak kan als zakelijk worden aangemerkt, omdat de vergoeding binnen de bandbreedte blijft van de prijzen per kWh die in de markt worden aangeboden op 1 september 2024 bij een looptijd van een jaar.

Een hogere of een lagere vergoeding dan de werkelijke kostprijs kan een effect hebben op de hoogte van het loon. Dit is ter beoordeling aan de Belastingdienst.

Tip: Hier vindt u de volledige tekst van de standpunten: Vraag 1 en Vraag 2.