Toe aan een volgende stap in je carrière? Klik hier voor onze vacatures

bel ons: 0545 294 061

Kwijtschelding door ex-echtgenote vormt schenking

Man en vrouw waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Bij huwelijksvoorwaarden staande huwelijk is het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak aan de man toegedeeld tegen een schuld aan de vrouw wegens overbedeling van circa € 955.000. Zeven jaar later zijn ze gescheiden. Daarbij heeft de vrouw afstand gedaan van haar vordering vermeerderd met de rente.

De man deed voor zijn verkrijging aangifte schenkbelasting en kreeg een aanslag opgelegd. Bij nader inzien is hij van mening dat voor fiscale doeleinden geen sprake is van een schenking, maar dat  zijn ex-vrouw heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis zodat een vrijstelling van schenkbelasting geldt. Daarom heeft de man tegen de aanslag schenkbelasting bezwaar gemaakt, welk bezwaar is afgewezen. De man gaat in beroep bij de rechter. 

Schenking
Schenkbelasting wordt geheven over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking in Nederland woonde. Onder schenking wordt onder meer verstaan de gift. De criteria die hiervoor gelden zijn: een verrijking van de ontvanger, een verarming van de schenker en vrijgevigheid. Ten aanzien van dat laatste vereiste dient bewustheid van de bevoordeling en de wil tot bevoordeling bij de schenker aanwezig te zijn. Als vrijgevigheid ontbreekt omdat wordt voldaan aan een natuurlijke verbintenis, is vanuit fiscaal oogpunt sprake van een (vrijgestelde) schenking.

Verrijking en verarming?
Het staat vast dat de man door de kwijtschelding van de schuld is verrijkt en de ex-echtgenote is verarmd.

Vrijgevigheid?
De bewijslast dat de schuld uit vrijgevigheid is kwijtgescholden, rust op de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft aangevoerd dat de ex-echtgenote zich zowel bewust was van de bevoordeling als ook de bevoordeling van de man heeft gewild. De Belastingdienst wijst op het feitencomplex, waaruit zou blijken dat de ex-echtgenote alleen aan de man de schuld zou kwijtschelden, en niet aan een ander. De reden daarvoor was kennelijk dat zij de onderneming van de man niet in gevaar wilde brengen. Dat zou de ex-echtgenote niet voor iedere andere persoon doen.

De man betwist dat zijn ex-echtgenote hem wilde bevoordelen. Volgens hem was de wil van zijn ex-echtgenote niet gericht op de verrijking van hem, maar op het voorkomen van het financieel in gevaar brengen van de continuïteit van zijn onderneming. Van een bevoordelingsbedoeling jegens hem was dus geen sprake.

De rechtbank stelt de Belastingdienst in het gelijk. Uit de bewoordingen van het echtscheidingsconvenant leidt de rechtbank af dat de ex-echtgenote zich er van bewust was dat zij met de kwijtschelding van haar vordering de man verrijkte. Verder acht de rechtbank aannemelijk dat de ex-echtgenote die verrijking van de man ook heeft gewild, gelet op hun relatie en de reden waarom zij overging tot kwijtschelding. De waarborg van de continuïteit van de onderneming is ook in het belang van de man als eigenaar van de onderneming. De rechtbank gelooft niet dat de ex-echtgenote een dergelijke kwijtschelding van circa € 1 miljoen ook aan een willekeurige derde met een onderneming zou doen.

Dit betekent dat aan alle vereisten is voldaan en de kwijtschelding vanuit fiscaal oogpunt geldt als een schenking.

Voldoening aan een natuurlijke verbintenis?
De man voert aan dat zijn ex-echtgenote zich moreel verplicht voelde om afstand te doen van de vordering, en er zodoende sprake is van de voldoening aan een natuurlijke verbintenis. De Belastingdienst bestrijdt die conclusie. De rechtbank is van oordeel dat de wil tot bevoordeling van de ex-echtgenote niet is weggenomen door de enkele stelling dat de ex-echtgenote de vordering op de man kwijt heeft gescholden in verband met zijn onderneming. De man heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de situatie van de man en diens onderneming zodanig was dat de noodzaak bestond om over te gaan tot kwijtschelding en de ex-echtgenote zich daartoe moreel verplicht zou voelen. Ook blijkt nergens uit dat minder verstrekkende mogelijkheden zijn bekeken en overwogen.

Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de kwijtschelding van de schuld kwalificeert als belaste schenking. De aanslag schenkbelasting is terecht en niet tot een te hoog bedrag opgelegd.

Let op: De Belastingdienst kan eenvoudig bewijzen dat van vrijgevigheid sprake moet zijn geweest en de man kan voldoening aan een natuurlijke verbintenis – een morele verplichting om kwijt te schelden – niet hard maken. Daarmee blijft de kwijtschelding een schenking.