Toe aan een volgende stap in je carrière? Klik hier voor onze vacatures

bel ons: 0545 294 061

Supermarktmanager geen privégebruik auto?

Een supermarktmanager ontvangt over twee jaren belastingaanslagen met rente en boete vanwege privégebruik van de aan hem ter beschikking gestelde BMW X5. Volgens de Belastingdienst is niet aangetoond dat de manager per jaar niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. Hoe oordeelt de rechter?

Wat ging vooraf?
De supermarktmanager heeft voor de auto een verklaring geen privégebruik. Na twee jaar ontvangt hij een brief van de Belastingdienst met het verzoek om te bewijzen dat hij niet meer dan 500 privékilometers per jaar heeft gereden met de auto. De Belastingdienst verzoekt daartoe een vragenformulier in te vullen en, indien een rittenregistratie is bijgehouden, deze te overleggen.

De supermarktmanager stuurt het ingevulde formulier in, een rittenadministratie en een verklaring. Daarin zegt hij dat hij al enkele jaren meerdere auto’s heeft, over het algemeen oldtimers, maar ook functionele auto’s voor dagelijks gebruik. Dat de BMW X5 voor woon/werkverkeer en bezorgwerk ter beschikking is gesteld, dat het niet de bedoeling was om deze auto te gebruiken voor privé kilometers en dat dit ook niet is gebeurd. Privégebruik is ook uitdrukkelijk niet toegestaan.

De Belastingdienst stelt vragen naar aanleiding van inconsistenties tussen de rittenadministratie en de Nationale Autopas en tankbonnen. Een en ander leidt tot het opleggen van de aanslagen.

Overwegingen rechter
De supermarktmanager stelt dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar privé is gebruikt. Hij heeft een rittenregistratie bijgehouden waaruit dat zou blijken. Die rittenregistratie is echter opgeslagen op een zakelijke computer, hij heeft deze niet naar zijn privémailadres doorgestuurd en hij kon deze vanwege de verkoop van het bedrijf van de werkgever ook niet meer achterhalen. Daarom heeft hij een rittenregistratie gereconstrueerd aan de hand van de rittenregistraties over eerdere jaren.

De rechter stelt voorop dat een rittenregistratie regelmatig moet worden bijgehouden om een goede vastlegging van de werkelijkheid te garanderen. Weliswaar stelt de supermarktmanager dat hij dat heeft gedaan, maar omdat hij die rittenregistraties niet heeft kunnen overleggen kan de rechter niet vaststellen of hij daarmee daadwerkelijk doet blijken dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt.

Een gereconstrueerde rittenregistratie brengt het risico mee dat de werkelijkheid niet goed wordt weergegeven. Aan een achteraf opgestelde kilometeradministratie komt dan ook minder bewijskracht toe en daarmee zal ook niet snel kunnen worden voldaan aan de zwaardere bewijsmaatstaf van ‘doen blijken’.

Gelet op de door de Belastingdienst benoemde gebreken en hiaten in de kilometeradministratie en overige bescheiden is de rechter van oordeel dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de auto op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.

De supermarkmanager wijst verder op het met de werkgever overeengekomen verbod op privégebruik van de auto. Volgens de rechter sluit het overeengekomen verbod niet uit dat de manager in strijd met dat verbod heeft gehandeld. Dat geldt temeer omdat nergens uit volgt dat de werkgever toezicht hield op naleving van dat verbod. De manager heeft verder nog aangevoerd dat hij in de onderhavige jaren over meerdere auto’s beschikte die hij gebruikte voor privéritten in de onderhavige jaren. Ook met die enkele stelling levert hij naar het oordeel van de rechter onvoldoende bewijs dat hij minder dan 500 kilometer privé heeft gereden met de auto die hem door de werkgever beschikbaar is gesteld.

Oordeel rechter
De rechter concludeert de supermarkmanager niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Dit betekent dat de Belastingdienst de aanslagen terecht heeft opgelegd.

Let op: Bewijzen dat u minder dan 500 kilometers privé hebt gereden met een auto van de zaak is geen sinecure. Er is sprake van een verzwaarde bewijslast: het gaat niet om aannemelijk maken, maar om doen blijken.